Regionale kaderklas speecht af
Regionale kaderklas speecht af
Zaterdag sloot de Rotterdamse regionale kaderklas het curusjaar af met een speech onder de spotlights van theater Het Kapelletje. De opdracht: vertel een verhaal van vijf a tien minuten over een politiek relevant onderwerp. Na afloop werden de sprekers kritisch ondervraagd door de andere deelnemers en de gasten. De eerste prijs was er voor het gloedvol pleidooi van Leo Smits om het anti-discriminatiebeginsel niet met voeten te treden met het recht op de vrijheid van meningsuiting.
De deelnemers aan de kaderklas, uit Rotterdam en omgeving, kwamen een jaar lang bijeen om de kneepjes van het politieke vak te leren: van debatteren, presenteren, dieper ingaan op standpunten, ideologie en ethiek, tot het schrijven van opinies en nieuwsberichten, over het nut en noodzaak van actievoeren en practische zaken als organiseren.
Verschillende mensen leverden geheel verschillende verhalen op, die vaak tot discussie leidden met de zaal: de ingenomen standpunten hoefden namelijk niet per se SP-standpunten te zijn. De thema's die aan de orde kwamen vlogen van recht op werk, werkloosheid en armoede, via huisvesting en de situatie voor de Palestijnen, naar praktijkonderwijs, huisvesting, buurtbemiddeling en het herinvoeren van de opkomstplicht.
Winnaar werd Leo Smits. Hij betoogde gloedvol dat vrijheid van meningsuiting een heel groot goed is, maar dat mensen die een bepaalde mening ventileren beter moeten nadenken of ze daarmee niet discrimineren. "Tuurlijk is die afweging soms lastig maar discrimineren gaat tenslotte in tegen de menswaardigheid en gelijkwaardigheid die de SP propageert."
Deze columns hieronder zijn een onderdeel van de eindopdracht van de regionale kadercursus van de SP Rotterdam. Ze geven niet noodzakelijkerwijs een standpunt van de SP weer, wellicht zelfs niet het standpunt van de spreker, maar zijn juist bedoeld om te prikkelen.
Leo Smits
Vrijheid van meningsuiting en de grenzen daaraan
Als we het over de vrijheid van meningsuiting en de grenzen daarvan hebben, moeten we te rade gaan bij de grondwet. Met name artikelen 7 en 1 van de grondwet.
Artikel 7 van de grondwet gaat achtereenvolgens over de vrijheid van meningsuiting in gedrukte media, auditieve en visuele media, in kunst en in woord. Ik wil mij hier beperken tot de vrijheid van meningsuiting in woord.
Eerst wil ik nog wel de tekst van dit artikel in herinnering brengen:
1. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
2. De wet stelt regels omtrent radio en televisie. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisieuitzending. En het derde punt, waarin onder andere de vrijheid van meningsuiting in woord aan de orde komt:
3. Voor het openbaren van gedachten of gevoelens door andere dan in de voorgaande leden genoemde middelen heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan het geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan zestien jaar regelen ter bescherming van de goede zeden.
In artikel 1 van de grondwet staat het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod.
Citaat: "Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan."
De formulering "op welke grond dan ook" houdt in dat het discriminatieverbod dus uitdrukkelijk ook voor andere gronden geldt.
We weten allemaal dat er spanningsvelden tussen de vrijheid van meningsuiting en het antidiscriminatiebeginsel bestaan. Soms is de vrijheid van meningsuiting onverenigbaar met het discriminatieverbod en het gelijkheidsbeginsel. Hoe dan ook, gelijkwaardigheid en het antidiscriminatiebeginsel staan boven die van vrijheid van meningsuiting.
We kunnen en mogen onze gevoelens en gedachten vrij uiten maar we moeten daarbij wel respect betrachten en de ander in zijn menselijke waardigheid laten. Vrijheid van meningsuiting betekent dan ook niet dat er onbeperkt beledigd en gescholden kan worden.
Daarom moeten we opkomen voor handhaving van artikel 1 van de Grondwet. Door afschaffing van artikel 1 van de Grondwet geef je een vrijbrief aan lieden die dan de onbeperkte vrijheid krijgen om groepen en individuen in woord en daad te discrimineren en de maatschappij te laten verdelen en te polariseren.
Nogmaals, vrijheid van meningsuiting geeft volgens de grondwet duidelijk niet het recht op discrimineren en onbeperkt beledigen, kwetsen en schofferen. Er is vrijheid van geest: gevoelens en gedachten zijn vrij. Verbale uitingen van gevoelens en gedachten zijn ook vrij maar dat kan, mag en moet wel op een menswaardige wijze gebeuren.
Als we de vrijheid van meningsuiting bezien vanuit onze principes van menselijke waardigheid en gelijkwaardigheid en daarbij het discriminatieverbod uit de grondwet betrekken, betekent dit per aspect dat als we ons als individuele SP-ers uitlaten over:
Godsdienst
Je zou mogen vinden en zeggen dat je de Islam, het Katholicisme, het Hindoeïsme of welke religie dan ook niet ziet zitten, dat je één of meer godsdiensten en hun volgelingen rare verschijnselen en wezens vindt maar niet dat hun heilige boeken maar gemillimeterd moeten worden. Dat staat bijna gelijk aan boekverbrandingen en doet ons aan de Kristallnacht denken. Laat staan dat dit van ons principe van menselijke waardigheid zou getuigen.
Levensovertuiging
Je zou kunnen beweren dat niet-gelovigen, atheïsten en humanisten goddelozen zijn maar dat geeft je niet het recht om ze als minderwaardige wezens aan te merken. Dat druist in tegen het beginsel van gelijkwaardigheid en ook dat getuigt niet van menselijke waardigheid.
Politieke gezindheid
Je zou mogen zeggen dat je het liberalisme en de VVD verwerpelijk en hun aanhangers a-sociaal vindt en dat zij het kapitaal boven de mens plaatsen maar je kan niet zeggen dat ze daardoor tweederangs burgers zijn. Dat zou evenmin van onze menselijke waardigheid getuigen. Je mag zeggen dat je de heer Wilders een enge en een gevaarlijke man voor onze rechtsstaat vindt maar daarom mag je nog niet zeggen dat hij vanwege zijn twijfelachtige trouw aan de grondwet het land zou moeten worden uitgezet.
Ras, geslacht en op andere gronden zoals seksuele geaardheid
Je mag van alles vinden en zeggen over Hollanders, Duitsers, Chinezen, Turken, mannen en vrouwen, homo's, hetero's en biseksuelen maar daarbij moet je wel de mens en de menselijke waardigheid in ere houden.
Leve het vrije woord maar denk eerst aan de mens en laat hem in zijn menselijke waardigheid!
Leo Smits
Vincent Vergeer
Stemmen: recht of plicht?
Juist nu de roep om verandering groter is dan ooit.
Juist nu de gevestigde orde de verzorgingsstaat tot de grond toe aan het afbreken is.
Juist nu de kloof tussen graaiers en arbeiders steeds groter wordt.
Juist nu er tweedeling in de samenleving ontstaat tussen zwart en wit; tussen hoog en laag opgeleid; tussen arm en rijk.
Juist nu een kleine rijke en hoogopgeleide elite steeds meer de macht naar zich toetrekt.
Juist nu alleen een drastische koerswijziging tot oplossingen zal leiden.
Juist nu is het van groot belang dat de stem van iedereen gehoord wordt!
En toch vindt gemiddeld 40 procent van de Nederlanders het te veel moeite op de gang naar het stembureau te maken tijdens de vier belangrijkste verkiezingen!
In de 19e eeuw droomden veel bevolkingsgroepen er van dat zij hun stem konden uitbrengen, maar zij konden er niets aan doen dat hun stem niet werd gehoord, ze hadden daar immers het recht niet toe. Een strijd van enkele decennia leidde er stap voor stap toe dat steeds meer mensen het stemrecht verwierven, en in 1919 werd het algemeen stemrecht eindelijk ingevoerd en kon er eindelijk een volwaardige en representatieve volksvertegenwoordiging gekozen worden. Nederland was eindelijk een echte democratie waar iedereen gelijk was en waar de politiek met iedereen rekening diende te houden.
De opkomst bij verkiezingen was tot de afschaffing van de opkomstplicht ruim boven de 90 procent, maar direct nadat de opkomstplicht werd afgeschaft raakte de opkomst bij verkiezingen in een vrije val. Vele Nederlanders leken niet te willen inzien wat een voorrecht het is om te leven in een democratie. De vrijblijvendheid van stemmen zorgde er voor dat met name stemgerechtigden die behoorden tot de lagere sociaal economische klasse niet meer gingen stemmen. Dit resulteerde er in dat de sociaal zwakkeren in de samenleving systematisch ondervertegenwoordigd raakten in de verschillende volksvertegenwoordigende organen.
Deze ontwikkeling maakte de weg vrij voor het neoliberale beleid dat begin jaren tachtig werd geïntroduceerd in de Nederlandse politiek. Aan de lagere sociaal economische klasse hoefde geen aandacht meer besteed te worden, want mensen die tot deze klasse behoorden gingen toch niet meer stemmen en het leverde dus ook geen zetels op wanneer je rekening met hen hield. Zwakkeren in de samenleving kregen zo steeds minder vertrouwen in de politiek en zagen het nut van stemmen helemaal niet meer in. “Het maakt toch niet uit wat ik stem en die zakkenvullers doen toch wat ze zelf willen,” was en is nog steeds de heersende opinie over politiek en politici. Ondertussen bracht de zogenaamde elite bij iedere verkiezing braaf zijn stem uit, wat weer leidde tot een nog neoliberaler beleid. Zo is Nederland terecht gekomen in een vicieuze cirkel, waar de sterken steeds sterker werden en de zwakken steeds zwakker.
Dat je stembiljet in de prullenbak gooien de macht van de gevestigde orde juist vergroot lijken velen niet te willen beseffen. En mede doordat er disproportioneel veel hoogopgeleiden stemmen, zaten er nog nooit sinds de invoering van het algemeen stemrecht zoveel hoogopgeleiden in de tweede kamer als op dit moment. Zo keren we langzaam terug naar de situatie van voor 1919, waar een kleine, hoogopgeleide en veelal blanke elite het land bestuurd, zonder daarbij rekening te hoeven houden met de zwakkeren.
Het oude gezegde: “Men gaat iets pas waarderen als het er niet meer is,” lijkt op te gaan voor een groot deel van de Nederlandse stemgerechtigden.
De enige manier om de Nederlanders weer vertrouwen te laten krijgen in de politiek is als zij vertegenwoordigd worden door politici die een representatieve afspiegeling vormen van de Nederlandse bevolking. Dit kan alleen bereikt worden als het opkomstpercentage de 100 procent zo dicht mogelijk nadert. Helaas zal dit niet vanzelf gaan en zullen alle maatregelen om stemmen gemakkelijker te maken, zoals stembureaus op NS-stations, er niet aan bijdragen dat meer mensen de gang naar de stembureaus zullen maken. Daarom pleit ik voor een herinvoering van de opkomstplicht.
Wanneer de opkomstplicht weer wordt ingevoerd moeten politieke partijen weer rekening houden met de stemgerechtigden die normaal niet zouden stemmen. De partijen moeten dan wel luisteren naar de sociaal zwakkeren en zullen hun verkiezingsprogramma daarop moeten aanpassen. Mochten zij geen rekening houden met de wensen en behoeften van deze groep, dan laat men een enorm stempotentieel links liggen.
De personen die nu niet stemmen zijn niet gebonden aan een bepaalde partij en zullen dus niet routinematig hun stem uitbrengen. Zij zullen kiezen voor de partij die zij het meest geschikt achten om hun te vertegenwoordigen in de diverse organen waarvoor zij hun stem mogen uitbrengen. Uiteraard kan dit leiden tot een hoge uitslag voor partijen met extreme standpunten, zoals de PVV, en zal het aantal blanco stemmen enorm stijgen. Daarentegen zorgt het er ook voor dat politieke partijen keuzes moeten maken en hun beloften moeten nakomen, met name wanneer zij gaan regeren of besturen. Als ze dat niet doen dan zullen ze daarvoor afgestraft worden, want dan stapt diezelfde kiezer bij de volgende verkiezingen net zo gemakkelijk weer over naar een andere partij. Uiteindelijk zullen alleen partijen overleven die betrouwbaar zijn en een duidelijke koers varen.
Verder zal er van een opkomstplicht een pedagogisch effect uitgaan. Wanneer iemand toch zijn tijd moet vrijmaken om zijn stem uit te brengen, dan zullen velen toch even de moeite nemen om een goede en weloverwogen keuze te maken.
Maar het belangrijkste argument voor invoering van de opkomstplicht is natuurlijk dat het draagvlak van de besluiten die door een volksvertegenwoordiging genomen worden bij een opkomstpercentage van 95 procent vele malen groter is dan bij een percentage van 40 procent, zoals bij de recente verkiezingen voor het Europees parlement.
Om de opkomst te handhaven moet stemmen geen negatieve lading krijgen en moet er gewerkt worden met een beloningssysteem voor alle mensen die komen opdagen in plaats van met een boetesysteem voor mensen die niet komen opdagen. Verder moet onderzocht worden of de dag na de tweede kamer verkiezingen, toch de belangrijkste verkiezing, kan worden uitgeroepen tot nationale feestdag, om te vieren dat we leven in een democratie waar de stem van iedereen evenveel waard is.
Een democratie geeft mensen veel vrijheid en het minste wat we daarvoor terug kunnen doen is om zo’n één keer per jaar je stem te laten horen. Stemmen blijft voor velen de enige manier om een kleine beetje mee te bepalen hoe het reilt en zeilt in Nederland. Want al houd jij je niet met politiek bezig, politici bemoeien zich wel iedere dag van jouw leven met jou.
Vincent Vergeer
Karel Winkels
Over het nut van buurtbemiddeling
Ik ben Karel Winkels, en 59 jaar geleden geboren in Rotterdam als zoon van een botenbaas en een huisvrouw.
In 2007 ben ik, door mijn vrouw, lid geworden van de SP. In datzelfde jaar werd ik gevraagd om in het bestuur van de afdeling Hellevoetsluis te komen. Na twee jaar organisatiesecretaris te zijn geweest, ben ik nu sinds enige maanden voorzitter van de plaatselijke SP -afdeling.
In het begin kregen wij als SP weinig reacties vanuit de bewoners van Hellevoetsluis, en we zijn toen gaan zoeken naar andere mogelijkheden tot het leggen van contacten. Mede door het scholingsteam van onze landelijke partij leerde ik, dat er ook via maatschappelijke organisaties contacten gelegd konden worden. Zo hoorde ik, dat er een project van start zou gaan, dat in ongeveer zeventig andere steden in Nederland al jaren met veel succes draait. Dat project heet Buurtbemiddeling en daar wil ik het vanmiddag met u over hebben.
Laat ik eerst eens vertellen hoe buurtbemiddeling werkt. Buurtbemiddeling wordt geleid door een professionele kracht, de projectleider, en draait verder op vrijwilligers. Om hun taak goed te kunnen uitoefenen, volgen de vrijwilligers eerst een cursus. Ik heb me inmiddels ook als vrijwilliger gemeld en die cursus eveneens gevolgd.
Wanneer er in een buurt of wijk klachten zijn, dan komen die via de Woningbouwvereniging, de Wijkpolitie of het Maatschappelijk Werk terecht bij de projectleider. Het gaat om geluidsoverlast van buren, het voortdurend blaffen van een hond, vuil op de galerij of straat, rondslingerende fietsen of te hoge heggen. Helemaal geen grote problemen dus, maar als er niets aan gedaan wordt, dan kan zoiets wel tot grotere problemen leiden. Bij de Buurtmiddeling is het de bedoeling dat de projectleider een team van twee vrijwilligers vraagt om te gaan praten met zowel de klager als degene die de klacht veroorzaakt. Want daar draait het om: buurtbewoners moeten weer leren om met elkaar te praten.
Na het gesprek met elke partij apart wordt - als beide partijen dat tenminste willen - een gezamenlijk gesprek georganiseerd, eveneens onder begeleiding van de buurtbemiddelaars. Zij wonen in dezelfde buurt en maken ook allerlei dingen in hun omgeving mee. De gesprekken worden op een positieve manier gevoerd, en kunnen over alles gaan wat beide partijen aanvoeren. Op deze manier is de drempel om over bepaalde irritaties in de buurt te praten laag, waardoor de kans van slagen groter is dan bij professionele bemiddeling. In andere steden blijkt zo'n 80 procent van de gesprekken succesvol. Voorlopig wordt Buurtbemiddeling in Hellevoetsluis voor twee jaar op proef ingevoerd. Zijn de resultaten goed, dan wordt buurtbemiddeling als vast project ingevoerd.
Bij sommige problemen zoals drugs- en alcohol, of relatiemoeilijkheden zal de projectleider deskundige instellingen inschakelen. Dat zijn vaak te moeilijke zaken om daar vrijwilligers mee te belasten.
Wat betekent het project Buurtbemiddeling voor mij als SP-er, en wat is de meerwaarde daarvan? Door mij als vrijwilliger in te zetten, krijg ik beter zicht op de problemen en mogelijke oplossingen in de stad. Is er samenhang in de buurt, of ontbreekt die juist? In de nota "Buurt, de schaal van de toekomst" wordt al voorgesteld om alle voorzieningen zoveel mogelijk naar de buurten te laten gaan. Dat gebeurt met dit project ook. De solidariteit, die de SP voorstaat, blijkt uit de betrokkenheid naar alle buurtbewoners. Gelijkheid blijkt uit het feit, dat de gesprekken worden gevoerd door vrijwilligers. En de gelijkwaardigheid komt tot uitdrukking doordat mensen uit de buurt praten met hun medebuurtbewoners.
Als wij als SP-ers met onze partijkrant langs de deuren gaan, horen we vaak verhalen over de te hoge huur, of klagen bewoners over het gebrek aan onderhoud van de wegen. Dat is nuttig, en een goede zaak. Als buurtbemiddelaar hoor ik vaak weer andere problemen. Overigens, die klachten over het onderhoud van stoepen en straten is ook vrij slecht in Hellevoetsluis. Dat ervaar ik als rolstoelgebruiker extra, omdat ik dan zowat uit mijn stoel stuiter. Over dat slechte onderhoud hebben wij de gemeente geschreven, en daar wordt nu aan gewerkt.
Tot slot nog dit: ik zou het een goede zaak vinden als collega-afdelingen in hun eigen gemeente informeren of er al wat aan buurtbemiddeling wordt gedaan. Wanneer dit nog niet geval is, zou zo'n project gestart kunnen worden. De leefbaarheid in buurten gaat er met het voeren van dergelijke gesprekken op allerlei manieren op vooruit.
Karel Winkels
Deze columns zijn een onderdeel van de eindopdracht van de kadercursus van de SP Rotterdam. Ze geven niet noodzakelijkerwijs een standpunt van de SP weer, wellicht zelfs niet het standpunt van de spreker, maar zijn juist bedoeld om te prikkelen.
Vorig jaar studeerde ook een kaderklas af met prikkelende verhalen