h

Programma 2010: Onderwijs: gemengd én goed

In vergelijking met andere steden telt Rotterdam veel kinderen en jongeren. En al die jongeren moeten naar school. Belangrijk voor hen zelf maar ook voor de toekomst van de stad. Rotterdam moet haar jongeren helpen met goede schoolgebouwen, met kwalitatief sterke scholen en gemengde scholen waar kansarme kinderen zich kunnen optrekken aan kansrijke.

Basisscholen

Het is belangrijk om te investeren in onderwijs en een zo hoog mogelijk opleidingsniveau van Rotterdammers. Dat begint al op de voorschool. Te veel kinderen van 2 tot 4 jaar zitten thuis en beginnen met een grote achterstand aan de basisschool. De verschillen tussen de 191 basisscholen zijn veel te groot. Nog steeds zijn er scholen waar een hoge concentratie kansarme leerlingen les krijgen van slecht opgeleide en slecht betaalde leerkrachten in oude opgelapte schoolgebouwen zonder fatsoenlijke speelplaats. Daar moet verandering in komen. De basisschool is op de eerste plaats van de ouders en van de buurt. Ouderbetrokkenheid en ouderinitiatieven verdienen de volle steun van de gemeente. De kwaliteit moet omhoog.

Het is tijd om te investeren in moderne schoolgebouwen met voldoende ruimte voor andere wijkvoorzieningen. Met een ruime en kindvriendelijke speelplaats. Met veilige wandel- en fietsroutes naar school. Het is de wettelijke plicht van de gemeente om daarvoor te zorgen.

Daarnaast mogen er in Rotterdam geen zwakke of zelfs zeer zwakke scholen meer bestaan. Want dat betekent dat er honderden Rotterdamse kinderen een achterstand oplopen in hun onderwijs en daarmee hun kans op een menswaardige plaats in onze samenleving kleiner wordt. De gemeente moet er alles aan doen om de kwaliteit van het bestuur en de leerkrachten op de Rotterdamse scholen te verhogen.

Uit alle onderzoeken blijkt dat gemengde scholen goed zijn. Een gemengde school is een school waar maximaal 30 procent kansarme kinderen zich kunnen optrekken aan de 70 procent kansrijke kinderen uit de klas. Kinderen moeten in hun wijk naar school kunnen, en dus kunnen alleen gemengde wijken zorgen voor écht gemengde scholen – maar we kunnen nu al veel doen. De gemeente moet afspraken maken met schoolbesturen en koepels om te zorgen dat scholen daadwerkelijk zoveel mogelijk gemengd worden.

Hoe kan het beter?

  • In brede scholen en de verlengde schooldag investeren we verder. Veel scholen staan te trappelen om mee te doen. De komende vier jaar moeten alle scholen de mogelijkheid krijgen om een brede school met uitgebreid onderwijs te worden. Dat betekent: voor iedere leerling extra schoolzwemmen, gymnastiek, handvaardigheid, muziek, cultuur en zelfs filosofie – natuurlijk gegeven door vakleerkrachten. Aan welke voorzieningen op een school en in een wijk behoefte is, wordt bepaald in overleg met de wijk en de ouders.
  • 100 procent van de kinderen die er, op grond van taalachterstand, recht op hebben moet naar de voorschool. Zorg dat de peuterleidsters de Nederlandse taal goed beheersen. Voorscholen worden bij voorkeur juist op witte scholen georganiseerd, om segregatie tegen te gaan.
  • De gemeente moet ervoor zorgen dat er op basisscholen betaalbare en goede tussenschoolse opvang –overblijven – is, liefst op de school zelf.
  • De gemeente voorkomt met veilige fietsroutes, een goede straatinrichting en ontmoedigingsbeleid dat leerlingen met de auto naar school worden gebracht.
  • We blijven investeren in de verbetering van de huisvesting van scholen en schoolpleinen.
  • Alle basisscholen in Rotterdam gaan werken met twee wachtlijsten: één voor kansarme leerlingen (op basis van het opleidingsniveau van de moeder) en één voor leerlingen zonder achterstand.
  • Als het streefpercentage leerlingen van één van de twee wachtlijsten op een school is bereikt, wordt ouders van volgende leerlingen in die categorie gevraagd naar de school van tweede keuze te gaan. Ouders behouden dus vrije schoolkeuze, tenzij de school vol is.
  • Per deelgemeente komt een centraal coördinatiepunt waarbij alle scholen uit die deelgemeente zijn aangesloten. Dat coördinatiepunt houdt de inschrijving in de gaten en stuurt zo nodig bij.
  • Inschrijving vindt maximaal twee jaar van tevoren plaats. Als een kind twee wordt krijgen ouders bericht over de mogelijkheden van inschrijving. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) kan een rol spelen in voorlichting over schoolkeuze.

Middelbare scholen

De meeste Rotterdamse kinderen gaan na de basisschool naar het VMBO. Ook daarvan kan de kwaliteit drastisch omhoog. Zowel de schoolgebouwen als de aantrekkelijkheid van de lessen.

Na het VMBO komen de leerlingen terecht op één van de twee enorme Rotterdamse ROC’s, het Zadkine of het Albedacollege. En dan haken er te veel jonge Rotterdammers af, verlaten zonder diploma de school, en worden kansloos op de arbeidsmarkt. Door schaalvergroting is het middelbaar onderwijs voor veel leerlingen een onderwijsfabriek geworden. Het is te gek voor woorden dat meer dan 20 procent van de jongeren uitvalt. Gelukkig zijn er ook Rotterdamse jongeren die weliswaar laag beginnen op de onderwijsladder maar met eigen inzet en veel doorzettingsvermogen van het MBO alsnog via Havo naar het HBO of hoger klimmen – en dat moet van harte worden aangemoedigd.

Veel oplossingen voor de hoge uitval zullen van de landelijke overheid moeten komen: het VMBO vraagt om aanpassing, de kleinschaligheid in de leeromgeving moet terug, zorgleerlingen moeten beter worden begeleid. Praktijkscholen en speciaal voortgezet onderwijs zijn voor sommige jongeren nodig, maar ze worden veelal onder het mottoweer samen naar school afgeschaft en gestigmatiseerd. Jongeren die terug naar school willen, kunnen dat niet altijd: vaak mag dat maar eens per jaar.

Met de huidige economische crisis wordt het ook weer moeilijker om stageplaatsen te vinden. En zonder afgeronde stage geen diploma. De gemeente moet er alles aan doen om te voorkomen dat we terugvallen in de situatie van jaren geleden toen duizenden Rotterdamse jongeren geen stage konden vinden. Rotterdamse bedrijven moeten worden aangesproken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en de gemeente kan zelf het goede voorbeeld geven. Vanzelfsprekend wordt elke vorm van discriminatie hard aangepakt.

Hoe kan het beter?

  • Ook op middelbare scholen worden brede school-programmas gestimuleerd en uitgebreid, zoals Superfit en samenwerking met instellingen als de SKVR.
  • Kleinere scholen zijn vaak betere scholen, waar docenten beter zicht hebben op wat hun leerlingen bezighoudt en waar minder uitval is. We zijn voorstander van wijkscholen. Leerlingen moeten meer in de wijk aan de slag kunnen en er wordt eerder een koppeling gelegd met de praktijk, bijvoorbeeld door vroege snuffelstages in samenwerking met het bedrijfsleven.
  • Mentoren en docenten in het voortgezet onderwijs hebben vaak te weinig tijd om goed zicht te hebben op de persoonlijke situatie van hun leerlingen. Schooluitval wordt juist vaak veroorzaakt door bijvoorbeeld de thuissituatie. Op scholen moet meer sociaal-pedagogische begeleiding komen. Op elke melding van een schoolverlater of veel schoolverzuim (ook bij niet-leerplichtigen) reageren we met een thuisbezoek. We hanteren een persoonlijke benadering, met één persoon die regelmatig contact heeft met de jongere. Probleemleerlingen worden alleen van school gestuurd als er een vervangende school of traject is.
  • Houd trajecten voor werkloze jongeren individueel. Zorg voor mentoren per wijk die jongeren helpen om weer naar school te gaan om zich verder te kwalificeren voor de arbeidsmarkt of te helpen bij het vinden van zinvol betaald werk.
  • Maak afspraken met brancheorganisaties over leer/werkplekken.
  • Zorg voor ‘wachtklassen’ voor jongeren die terug naar school willen, maar nog niet kunnen instromen.

<-- Vorige | Overzicht | Volgende -->

U bent hier