h

Brandveiligheid Rotterdamse woningen;SP stelt weer vragen

4 mei 2005

Brandveiligheid Rotterdamse woningen;SP stelt weer vragen

Persbericht

Rotterdam, 05 april 2005

Brandveiligheid Rotterdamse woningen;
SP stelt weer vragen

Betreft: reguliere bewoning wooncomplex 2.07

Geacht college,

Naar aanleiding van de beantwoording van onze vragen van 17 februari jongstleden over brandveiligheid van Rotterdamse woningen het volgende:
De SP fractie is verheugd te vernemen dat het college van B&W vindt dat het probleem van de brandveiligheid, in tegenstelling tot wat in het rapport van Woningtoezicht staat, van wooncomplex 2.07 niet gelegen is in de constructie van het gebouw of de kwalificatie van de vuurbelasting.

Sinds 1994 bestaan er plannen om wooncomplex 2.07 te slopen omdat het geld voor de renovatie uit stadsvernieuwingsfondsen op was. Na 11 jaar is de sloop van wooncomplex 2.07 nog steeds niet zeker en een eventueel nieuwbouwplan is financieel niet onderbouwd.
De fundering en het casco van het wooncomplex 2.07 verkeren in goede staat en daarbij is gemeente Rotterdam van mening dat reguliere bewoning de beste vorm van de brandveiligheid is voor wooncomplex 2.07.

  • Waarom streeft de gemeente Rotterdam niet naar reguliere bewoning van het wooncomplex 2.07 in het belang van Oud Mathenesse?
De gemeente Rotterdam heeft een succesvolle formule ontwikkeld voor het Wallisblok in Spangen waarbij een leegstaand wooncomplex wordt weggegeven aan mensen die het willen  opknappen. Het wooncomplex 2.07 heeft nog eens het voordeel dat het een ontwerp was van het bekende architectenbureau Brinkman en Van de Broek.
  • Waarom kiest de gemeente Rotterdam niet voor de succesvolle Wallisblok formule voor wooncomplex 2.07 waarbij ook nog eens extra gebruik gemaakt kan worden van de naamsbekendheid van het architectenbureau Brinkman en Van de Broek?
In het antwoord op vraag 4 van onze vragen aan u van 17 februari kregen wij als antwoord:
"Wij zijn van oordeel dat de onafhankelijkheid van de afdeling Woningtoezicht niet in het geding is. Dit blijkt bijvoorbeeld ook uit het gegeven dat de afdeling Woningtoezicht, indien daartoe aanleiding is, bezit van de gemeente aanschrijft op achterstallig onderhoud."

Uit het "Overleg over sloopcomplex aan Italiaanse straat";, d.d. 17 september 2002, waarbij dS+V, OBR, Woonbron en Woningtoezicht aanwezig waren, blijkt echter het volgende:
"Klachten van huurders dwingen woningtoezicht in te grijpen met het aanschrijvingsinstrument om zo investeringen af te dwingen. Dit is uiteraard geen wenselijke situatie." Als oplossing wordt in het overleg aangedragen: "Wanneer over een beter beheer niveau naar tevredenheid afspraken gemaakt kunnen worden stelt woningtoezicht voor in ruil het instrument van de onbewoonbaarverklaring (Bij wijze van proef, er is nog weinig ervaring met dit instrument in zo’n situatie.) in te zetten in het slooptraject. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren van het OBR."
  • Is deze werkwijze bij wooncomplex 2.07 een voorbeeld van onafhankelijkheid van Woningtoezicht ten opzichte geuite bezwaren van de gemeentelijk dienst OBR, die betrokken is bij het wooncomplex 2.07 als belanghebbend partij?
  • Hoe waarborgt Woningtoezicht haar onafhankelijkheid als zij geconfronteerd wordt met bezwaren van andere gemeentelijke diensten zoals het OBR?

Theo Cornelissen
Fractievoorzitter SP gemeenteraad Rotterdam

U bent hier