h

Betreft: Democratie Censuur

7 maart 2005

Betreft: Democratie Censuur

Motie

Rotterdam, 07 maart 2005

Geachte collega’s van het Presidium van de Gemeenteraad van Rotterdam,

Afgelopen donderdag, 3 maart, heeft de gang van enkele zaken in de raad bij ons ernstige bedenkingen gegeven over het functioneren van de lokale democratie. Het betreft het buiten de orde plaatsen van onwelgevallige moties.
Hierover willen we zo spoedig mogelijke met jullie spreken. Dat kan al tijdens de komende vergadering van het presidium aanstaande donderdag 10 maart.
De door een meerderheid van de raad gekozen procedure, afgelopen donderdag, maakt volgens ons ernstig inbreuk op de vrijheid van meningsuiting van volksvertegenwoordigers en legt daarmee de bijl aan de wortels van de lokale democratie.

Volgens het reglement van de raad kan een motie buiten de orde gesteld worden als een onderwerp waarover de motie gaat, niet geagendeerd staat op de raadsagenda. Op deze gronden is de motie “hoofddoeken” van Smit afgelopen donderdag terecht buiten de orde gesteld.

Maar het kan niet zo zijn dat een motie ‘buiten de orde’ wordt verklaard vanwege ongewenst taal- of woordgebruik. En dat gebeurde met de motie van de heer van Heijgen en dreigde te gebeuren met een tweede motie van de heer Smit.
Over het rapport “meedoen of achterblijven” heeft elke partij in eerste termijn zijn mening gegeven en diende daarbij moties in. Zo ook de heer Van Heijgen. Zijn motie luidde:

MOTIE “GEEN VALSE RAPPORTAGE VOOR DISCRIMINATOIR BELEID’ (RAADSSTUK 205 NR 287)
De Gemeenteraad in vergadering bijeen op donderdag 3 maart 2005, ter bespreking van het actieprogramma “Meedoen of Achterblijven”…
Overwegende dat:
- het rapport Rosenthal, dat het uitgangspunt is van betr. bestuursplan, van nul & generlei waarde is. (Het rapport is volkomen ONWETENSCHAPPELIJK)
-1. omdat reeds VOOR de interviews met raadsleden de uitkomst van het onderzoek werd gemeld aan academici die zulks gevoeglijk kunnen getuigen;
-2. omdat de interviews met raadsleden NERGENS in het rapport worden geëvalueerd;
-3. omdat het rapport op z’n hoogst een samenraapsel van bestaande beleidsnotities van bestuursdiensten inhoudt;
-4. omdat de VOOROPGEZETTE UITKOMST van het rapport – te wijzen naar de Marokkaanse gemeenschap en meer in het bijzonder naar de extremistische elementen daarbinnen – UITERST DISCRIMINEREND is;
-5. omdat het rapport gezien de Israëlitische achtergrond van de maker ervan gezien kan worden als een zelfs gevaarlijke politieke provocatie;
-6. omdat de controversen tussen joden en moslims niet op Rotterdams grondgebied een publieke rol behoren te spelen;
-7. omdat het Rotterdams stadsbestuur zich niet dient te laten gebruiken voor doelen anders dan die in ’t belang van de Rotterdammers;
Concluderend:
-. dat men bij dit plan uitgaat van een valse premisse;
Draagt de Raad het College op dit rapport rap terzijde te leggen, het betr. plan te vergeten en de INITIATOREN excuses te doen maken aan de Marokkaanse gemeenschap, en te bezien in hoeverre de rapporteur Rosenthal zich heeft strafbaar gemaakt aan oplichting en/of bedrog en/of discriminatie en aanzetten tot antisemitisme. En gaat over tot de orde van de dag!
Drs. J.G. van Heijgen


Bij indiening van de motie stelde de voorzitter meteen al, dat de motie buiten de orde geplaatst zou moeten worden omdat het college strafbare feiten niet kan toetsen. Hierop werd door de raad lauw gereageerd omdat niemand de tekst van de motie goed tot zich had kunnen nemen.
Aan het einde van de 1e termijn, stelde de voorzitter het buiten de orde plaatsen van moties weer aan de orde. Voor de motie Van Heijgen werden de volgende argumenten aangevoerd:
1. de naam van Rosenthal was verbasterd in de tekst
2. het benoemen van de Israëlitische achtergrond van de maker zou als een provocatie gezien kunnen worden
3. het strafbaar stellen van de rapporteur Rosenthal vanwege vermeende oplichting en/of bedrog en/of discriminatie en aanzetten tot antisemitisme kan juridisch niet.

Vervolgens werd de motie afgevoerd en vormde geen onderdeel meer van de beraadslagingen.

Normaliter is het zo dat het College reageert op wat door de raad is gezegd in 1e termijn. Dan geeft het College ook een oordeel over ingediende moties (afwijzen, bijstellen, aanhouden, overnemen). In 2e termijn komt de raad nog eens aan bod en tot slot het College waarna er tot stemming wordt overgegaan. Tijdens de beantwoording door burgemeester of wethouders ontstaat er meestal een debat met de raadsleden over de tekst en de bedoeling van door hen ingediende moties.

Een normaal debat heeft, door het buiten de orde stellen van deze motie, niet plaats kunnen vinden. Was de procedure normaal verlopen dan zou volop gelegenheid geweest zijn om Van Heijgen in een openbaar democratisch debat te laten weten wat wij vonden van zijn opvattingen. Die opvattingen vinden ook wij volstrekt verwerpelijk. Maar nu was er geen mogelijkheid dat in een normaal debat kenbaar te maken en vervolgens de motie te verwerpen.

Het kan niet zo zijn dat met voorbij gaan aan de orde van de raad, moties en andere uitingen in het politieke debat buiten de orde worden verklaard en politieke partijen niet meer kunnen zeggen wat ze willen en de mond wordt gesnoerd. Mocht iemand of een instelling zich beledigd voelen door wat er in de raad gezegd is, of denken daar schade van te hebben ondervonden, dan staat het die persoon of die instelling vrij om naar de rechter te stappen. Het kan niet zo zijn dat de gemeenteraad bij toevallige meerderheid voor eigen rechter gaat spelen en een volksvertegenwoordiger zijn democratische rechten ontneemt.

Wij maken ons bovendien zorgen over de effecten van het verder isoleren van Van Heijgen en Smit. In lijn van het besproken rapport, vinden we dat we in onze democratie ‘het uitsluiten van volksvertegenwoordigers’moeten voorkomen om verdere radicalisering te voorkomen.

Mea van Ravesteijn-Kramer
fractievoorzitter D66
(010) 417 30 40 of (06) 50 21 08 31

Theo Cornelissen
fractievoorzitter SP
(010) 466 80 92 of (06) 20 43 01 96

Terug naar de afdelingspagina

U bent hier