Vragen naar aanleiding van het invoeren bij de politie van Directe Hulpverlening (DHV)
Vragen naar aanleiding van het invoeren bij de politie van Directe Hulpverlening (DHV)
Betreft: schriftelijke vragen
Rotterdam, 16 januari 2001
Geacht college,
In antwoord op uw schrijven
van 5 januari jl., waarin u ingaat op mijn schriftelijke vragen van 3
januari jl., vraag ik opnieuw uw aandacht voor de problemen van een groot
aantal politiefunctionarissen van bureau Hoogvliet. Zoals u bekend is
door een zestigtal functionarissen van dat bureau actie gevoerd tegen
het invoeren van de zogeheten Directe Hulpverlening (DHV).
U laat bij herhaling weten dat er brede steun is voor de invoering van
de DHV. Maar u geeft ruiterlijk toe dat er in een dergelijk veelomvattend
ontwikkelingstraject verschillen van mening kunnen ontstaan. Deze problemen
worden naar uw zeggen beslecht door de intensieve communicatie in alle
onderdelen van de politieorganisatie.
Het mag alom bekend geacht worden, dat velen binnen de politieorganisatie
vooral problemen hebben met het tijdstip van invoering. De kritiek richt
zich daarbij vooral op de huidige bezettingsgraad bij het korps.
Op het moment is er niet alleen sprake van onderbezetting, maar ook een
hoog ziekteverzuim. Over het op korte termijn oplossen van het probleem
van de onderbezetting zegt korpschef Lutken in zijn recente nieuwjaarsrede:
'Voorlopig zullen we het echter moeten doen met de aantallen die ons,
na moeizaam overleg, zijn toebedeeld door de rijksoverheid'. Verder zegt
Lutken: 'De gevraagde intensivering van toezicht, handhaving en opsporing
vergt de inzet van meer politiepersoneel dan nu beschikbaar is. De druk
zal dus voelbaar worden'.
Vraag 1: Hoe zijn de uitlatingen van korpschef Lutken te rijmen met de realiteit van vele politiefunctionarissen binnen het korps dat de DHV slechts kan slagen bij een sterke bezettingsgraad?
Vraag 2: Bent u het eens met de sombere toekomstvisie van korpschef Lutken? Op een ander moment is de kritiek op het proces DHV van commentaar voorzien door politiewoordvoerder H. Stoop. 'De korpsleiding verwacht aanloopproblemen. Maar na een tijdje zal het wel los lopen met de negatieve effecten', zegt hij hierover.
Vraag 3: Welke negatieve effecten bedoelt Stoop en voor hoe lang en hoe sterk zullen deze problemen merkbaar zijn?
Vraag 4: U noemt mijn opmerkingen over de nonchalante houding inzake 'het zal wel loslopen'even onjuist als misplaatst. In welk kader plaatst het college de opmerkingen van de heer Stoop?
Hoogachtend,