Beantwoording vragen over chloortransport
Beantwoording vragen over chloortransport
Beantwoording van schriftelijke vragen van de heer drs. M.H.M. Spaas over het chloortransport door Rotterdam
Aan de Gemeenteraad.
Inleiding.
Uw lid de heer drs. M.H.M. Spaas heeft ons op 27 december 2000 enkele
schriftelijke vragen gesteld over het chloortransport door Rotterdam.
De vragen alsmede onze beantwoording ervan zijn hieronder weergegeven.
Vraag 1: Door Rotterdam rijdt wekelijks een chloortrein. Hoe zijn
de inwoners van Rotterdam op de hoogte gebracht van de mogelijke risico's?
Antwoord: Jaarlijks is er een Regionale voorlichtingscampagne in
het kader van de rampenbestrijding waar de inwoners worden geïnformeerd
wat zij moeten doen als de sirene gaat. Ook hebben de inwoners (in 1998)
huis aan huis een uitgebreide brochure ontvangen over de bijzondere risico's
waaronder het vervoer van gevaarlijke stoffen transport per spoor, in
Rotterdam en onze regio. Iedere 5 jaar ontvangen de inwoners een nieuwe
brochure met uitgebreide informatie.
Vraag 2: Heeft onze gemeente kennis van het preventiebeleid en het
veiligheidsplan van Akzo Nobel? Zijn de maatregelen die Akzo Nobel en
transporteur Railion Transport hebben opgesteld voor het geval zich een
ramp voordoet in onze stad uitvoerbaar (te denken valt aan geneeskundige
dienst en de brandweer)?
Antwoord: De brandweer is bekend met het preventiebeleid en het veiligheidsplan
van Akzo Nobel. Regelmatig is er overleg met de bedrijven over het aspect
veiligheid. De brandweer maakt gebruik van de informatie uit het rampbestrijdingsplan
dat voor
Akzo Nobel gemaakt is. In het kader van het Besluit Risico Zware Ongevallen
moeten alle risicovolle bedrijven, waaronder Akzo Nobel, in februari 2001
een veiligheidsrapport indienen.
Naar aanleiding van dit rapport zal voor Akzo Nobel en andere risicovolle
bedrijven een nieuw rampbestrijdingsplan gemaakt worden.
Vraag 3: In hoeverre verschillen de maatregelen als er zich een ramp
voordoet in de Willemstunnel met de maatregelen bij een ramp buiten de
Willemstunnel
(dit naar aanleiding van de uitspraak dat de brandweer niet de Willemstunnel
in gaat wanneer er een ongeluk heeft plaatsgevonden)?
Antwoord: Er is geen verschil in de maatregelen die de brandweer
neemt bij een incident met gevaarlijke stoffen zowel binnen als buiten
de Willemsspoortunnel. In beide gevallen treedt de brandweer op conform
daarvoor vaste procedures en werkwijzen. De uitspraak van de brandweer
dat zij niet altijd kunnen optreden in een tunnel betreft bij brand.
Bij brand in tunnels kunnen zodanig hoge temperaturen vrijkomen (meer
dan 1100 graden Celsius), waardoor optreden in tunnels niet meer mogelijk
is.
De brandweer zal de inzet wel buiten de tunnel voortzetten. Bij een ongeval
met gevaarlijke stoffen gelden deze beperkingen niet. In de Spoortunnel
zijn specifieke voorzieningen aanwezig die het mogelijk maken de tunnel
af te sluiten (eenmalig te gebruiken valdeuren). Ook kunnen (met name
de perrons) bepaalde gedeelten van de tunnel worden afgesloten.
Vraag 4: Hebben we als gemeente een aangepast rampenbestrijdingsplan
voor de chloortrein, volgens de Wet Rampen en Zware Ongevallen? (Gemeenten
dragen in geval van een ramp onder meer zorg voor de opvang van evacués,
het registreren van slachtoffers en schade en het coördineren van de voorlichting).
Antwoord: Binnen de gemeente Rotterdam en de regio Rotterdam-Rijnmond
is het Regionaal Operationeel Basisplan (ROB) hiervoor beschikbaar. Dit
ROB wordt als regionaal rampbestrijdingsplan gebruikt waarin de aanpak
en gegevens staan vermeld voor de hulpdiensten (waaronder de brandweer).
Alle 22 gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond zijn in het bezit van
dit ROB, wat onderdeel uitmaakt van het gemeentelijk veiligheidsplan (het
rampenplan). Het gemeentelijk veiligheidsplan (het rampenplan) is door
de gemeenteraad bestuurlijk vastgesteld. Tevens wordt in dit kader verwezen
naar het antwoord op vraag 2.
Vraag 5: Hebben wij als gemeente Rotterdam een uitgesproken standpunt
over het chloortransport en hoe zijn de inwoners van Rotterdam van dit
standpunt op de hoogte gebracht?
Antwoord: De gemeente Rotterdam heeft in het verleden het standpunt
ingenomen dat het chloortransport tot een minimum beperkt moet worden.
Dit standpunt heeft in het kader van een vergunningaanvraag 1993 geresulteerd
in een advies aan de provincie Zuid-Holland in de beschikking op te nemen
dat de aanvoer per spoor niet hoger mag zijn dan 10% van de toenmalige
productiecapaciteit
(= 35.000 ton/jaar). Het transport van chloor per trein voldoet aan de
huidige (inter-)nationale transport wet en regelgeving. Daarnaast is het
transport van chloor met de grootst mogelijke veiligheidswaarborgen omgeven.
De wagons moeten een botsing van tachtig kilometer per uur schadeloos
kunnen doorstaan. Daarnaast mag de trein bij chloortransport in Nederland
niet harder rijden dan zestig kilometer per uur en op emplacementen niet
harder dan veertig kilometer per uur. De cilindrische container waarin
chloor wordt vervoerd bevindt zich los van het onderstel, dat bij een
eventuele botsing als kreukelzone functioneert. Gelet op deze regelgeving
en de getroffen technische maatregelen zijn er geen redenen het Rotterdamse
standpunt te wijzigen.
Dit standpunt is in diverse bestuurlijke overleggen met de provincie Zuid-Holland
herhaald; het is evenwel niet expliciet aan de bevolking kenbaar gemaakt.
Vraag 6: Bent u in het licht van de vorige vraag met de SP-fractie
van mening dat het wenselijk is dat de productie van chloor plaatsvindt
in de (directe) nabijheid van de verwerking ervan, en dat het chloortransport
gestopt dient te worden omdat een ramp in stedelijk gebied een gigantische
omvang kan aannemen (hoe klein het risico bij transport volgens de officiële
cijfers ook mag zijn)?
Antwoord: De gemeente Rotterdam heeft geen directe mogelijkheid
het transport van chloor te verbieden of te reguleren. Het door de gemeente
Rotterdam ingenomen standpunt impliceert dat productie en afname (verwerking)
van chloor zoveel mogelijk in de nabijheid van elkaar moeten plaatsvinden.
Om een einde te maken aan chloortransporten of het aantal chloortransporten
te reduceren zal Akzo Nobel de productiecapaciteit in de Botlek moeten
opvoeren. Uitbreiding van de productiecapaciteit zal moeten geschieden
binnen de normen en richtwaarden, voor met name externe veiligheid, zoals
die in Nederland voor dit soort bedrijven zijn gesteld.
Gelet op het voorgaande blijft het college van mening dat, gelet op de
risico's, het transport van chloor tot een minimum moet worden beperkt
danwel, als de mogelijkheden zich voordoen, moet worden voorkomen.
Het college zal daarom initiatieven van andere overheden, om te komen
tot een reductie van chloortransporten, blijven ondersteunen.
Burgemeester
en Wethouders van Rotterdam,
De Secretaris, De Burgemeester, N. van Eck
I.W. Opstelten
Zie ook Dossier
Chloortrein