h

Schriftelijke vragen aan het college van Burgemeester en Wethouders

23 juli 2008

Schriftelijke vragen aan het college van Burgemeester en Wethouders

Schriftelijke vragen aan het college van Burgemeester en Wethouders

Betreft: vragen sloop Putsebocht

Rotterdam, 23 juli 2008

Geacht college,

In februari van dit jaar organiseerde het WBR twee informatie avonden voor bewoners van de Putsebocht om hen te informeren over de aanpak van de Putsebocht. De bewoners van de Putsebocht 16 t/m 82 kregen te horen dat hun huis gesloopt zou worden wegens technische gebreken.

In april 2008 kregen de bewoners een nieuwsbrief van het WBR waarin werd aangekondigd dat de individuele huisbezoeken en uitverhuizing al voor de zomer van dit jaar zouden starten. In deze nieuwsbrief wordt tevens vermeld dat er al in 2003 “gebreken aan de woningen geconstateerd” werden, die voor het WBR aanleiding waren om tussen 2004 en 2006 twee onderzoeken te laten doen door Gemeentewerken Rotterdam en adviesbureau Van der Flier. Uit deze onderzoeken blijkt volgens het WBR onder andere “scheefstand van gevels en vloeren”.

Inmiddels hebben en bewoners een bewonerscommissie gevormd die ondersteund wordt door de Bewonersorganisatie Bloemhof. De bewonerscommissie vroeg middels een enquête alle bewoners naar hun mening, waaruit bleek dat tachtig procent van de bewoners tegen de sloop is.

Na lezing van de genoemde onderzoeken en een eerder rapport uit 1988 blijkt het beeld aanmerkelijk genuanceerder te zijn. In 1988 werden de onderzochte funderingen geschat op een handhavingtermijn van 40 jaar, oftewel tot 2028. Uit het onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam uit 2004, dat overigens slechts 11 van de 82 woningen betrof, blijkt een termijn van 20 jaar. Volgens de bewoners verkeert het gros van de woningen die in 1989/90 gerenoveerd zijn nog in een prima staat, op achterstallig onderhoud na. De bewonerscommissie wil de onderzoeken laten toetsen door een externe partij.

In de nieuwsbrief van april 2008 stelt het WBR ook dat bewoners geen terugkeergarantie krijgen maar zelf actief op zoek moeten gaan naar een andere woning, “omdat WBR nog niet heeft besloten wat voor soort woningen er worden teruggebouwd.”

Volgens de SP fractie gaat het WBR wel erg overhaast te werk bij de aanpak van de Putsebocht en wordt het overleg met en inspraak van de bewoners niet erg serieus genomen.

Naar aanleiding van de aanpak Putsebocht door het WBR heb ik een aantal vragen aan u ter schriftelijke beantwoording:

1. Bent u het met mij eens dat het informeren en de inspraak van het WBR richting bewoners bij de aanpak van de Putsebocht zeer te wensen overlaat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om een duidelijk signaal af te geven richting WBR dat het anders moet?

2. Bent u met mij van mening dat een definitief besluit tot sloop pas genomen kan worden nadat de bewoners in de gelegenheid zijn geweest om met het WBR te overleggen, afspraken te maken en na toetsing van de bouwtechnische onderzoeken door een externe deskundige en nadat er duidelijkheid is over de nieuwbouwplannen van het WBR? Zo nee, waarom niet?

Het WBR zegt in de nieuwsbrief aan bewoners dat lege woningen waar mogelijk opgevuld zullen worden door antikraak.
In juni 2007 besprak de commissie FIBS met u het beleidskader tijdelijke verhuur. Daarin geeft u aan dat corporaties slechts dan een vergunning krijgen tot tijdelijke verhuur op basis van de leegstandswet als er reeds een onttrekkingvergunning is afgegeven. Uitgangspunt – volgens dit beleidskader – is dat er “overeenstemming dient te zijn over de sloop van bepaalde woningen”. U vervolgt dan met :”Deze overeenstemming kan bijvoorbeeld teruggevonden worden in de gebiedsafspraken tussen de gemeente, de deelgemeente en corporatie(s) over de ontwikkeling van een bepaald (herstructurerings-) gebied.”

Mijn vragen:

3. Is er naar uw idee overeenstemming tussen (deel) gemeente en het WBR over de sloop van de genoemde woningen aan de Putsebocht? Zo ja, in welke (publieke) afspraken is dat vastgelegd? Zo nee, hoe kan het WBR dan al starten met uitverhuizen terwijl er over het besluit tot sloop nog geen overeenstemming is?

4. Heeft het WBR al een aanvraag voor een onttrekkingvergunning ingediend voor de sloop van deze woningen? Bent u bereid het verlenen van een dergelijke vergunningen aan te houden totdat er eventueel overeenstemming komt over sloop?

Het WBR is in haar nieuwsbrief onduidelijk over wat de corporatie wil doen met de leegstaande woningen. Er is sprake van antikraak, maar tegelijkertijd is er in de nieuwsbrief sprake van tijdelijke “huurders”. Zoals u weet is er bij antikraak en adhoc geen sprake van huur, maar van een gebruikscontract zonder elke vorm van huurbescherming. Over antikraak zet u in uw brief bij het beleidskader tijdelijke verhuur het volgende:
“Wanneer in het sociale proces van herhuisvesting voor bepaalde woningen de tijdspanne te kort is geworden om woningen tijdelijk in gebruik te kunnen geven, kunnen woningcorporatie ten behoeve van de leefbaarheid in het gebied ook gebruik maken van een andere mogelijkheid (dan tijdelijke verhuur op basis van de leegstandswet – LdK), namelijk “in gebruikgeving om niet” ten behoeve van antikraak.” In het beleidskader wordt voorgesteld om met de woningcorporaties af te spreken, dat deze mogelijkheid alleen in uitzonderingssituaties wordt gebruikt en van te voren wordt gemeld aan de gemeente.

Mijn vragen aan u:

5. Bent u met mij van mening dat de tijdspanne in dit geval zeker niet te kort is om na het verlenen van een eventuele onttrekkingvergunning over te gaan tot tijdelijk verhuur op basis van de leegstandswet? De sloop is van de kant van het WBR immers niet voorzien voor 2011.

6. Heeft u de genoemde afspraken met de corporaties over antikraak al gemaakt? Zo ja, hoe zorgt u er voor dat deze afspraken gehandhaafd worden en hoe gaat u dit doen bij een aanpak van de Putsebocht? Zo nee, wat heeft u met dit voornemen gedaan en wanneer zullen deze afspraken dan wel gemaakt worden?

Met vriendelijke groet,

Leo de Kleijn

U bent hier